Door de tijd op Donderdag - Vroeger

Wervels, asperges en Dokter T.

Wervels, asperges & Dokter T.

Het was een prachtige, zomerse dag in juni 2018. Gekleed in een schattig vintage jurkje en op torenhoge hakken stapte ik in de auto bij Vriendin W. Niet om te gaan shoppen in een of andere stad, we gingen maar weer eens op weg naar het ziekenhuis. Door mijn zeldzame en complexe ziektebeeld was (en ben) ik bij tien artsen verspreid door het land in behandeling en in de loop der jaren heeft ze me ziekenhuis in- en uitgesleept.

Eigenlijk zou iedere patiënt een Vriendin W. moeten hebben, bedacht ik, toen ik de autogordel vastklikte. Ze zat naast me toen de neurochirurg een half jaar eerder vertelde dat mijn wervelkolom zó kapot was dat ik kans liep op een acute dwarslaesie en met spoed geopereerd moest worden. Deze professor  had al eens een tumor uit mijn hoofd gepeuterd en ik leefde nog steeds, dus mijn vertrouwen in hem was groots. Er werden zes nieuwe halswervels geplaatst én hij opereerde aan een vernauwing in het ruggenmerg. Vriendin W. hield mijn hand vast toen ik na de operatie voorzichtig de eerste stapjes zette. Met een blaaskatheter tussen mijn benen, want door complicaties tijdens de operatie kon ik niet meer zelfstandig plassen.

Eenmaal thuis lag ik in een ziekenhuisbed in de woonkamer en het hele leven speelde zich maandenlang af in en rondom dat bed. Dankzij ‘Luca’s Musketiers’, de mensen die zorgen voor het reilen en zeilen rondom mijn gezin, ging het dagelijkse leven normaal door. De kinderen gingen naar school, danstrainingen werden gevolgd en vriendjes en vriendinnetjes liepen af en aan om tosti’s, knuffels of een portie onverdeelde aandacht op te halen.

Mijn eigen leven was echter drastisch veranderd. Door de operatie was een hersenzenuw bekneld geraakt waardoor ik niet meer kon slikken en in korte tijd viel ik nog eens tien kilogram af. Een slang voor de sondevoeding ging via mijn neus naar de maag, mijn armen waren volgeplakt met morfinepleisters tegen de pijn en 4x per dag kreeg ik een injectie met tumorremmende medicatie. Lezen, schrijven, fotograferen: niets lukte nog.

Wat is, is. Wat niet is, is niet. Zoiets. 

Mijn nieuwe hobby werd dagelijks een puzzel maken van 20 stukjes en filosoferen over wat de neurochirurg had gezegd: dat ik nooit meer zou kunnen dansen. ‘Nooit meer’ is wel heel erg lang, bedacht ik. Hoe ik dat ging fiksen om toch weer te kunnen dansen, wist ik niet. De blaaskatheter bungelde nog steeds tussen mijn benen, ik had inmiddels diep medelijden met de mannelijke helft van de bevolking: wat een ellende als er dag in dag uit een zak tussen je benen hangt.

Die zonnige dag  in juni had ik een blaasonderzoek in een speciale onderzoeksruimte. Slaperig en wat onderuitgezakt tuurde ik door de ramen naar buiten, de uitleg van de onderzoeker ontging me volledig en ik schoot pas rechtop toen hij zei dat ik me mocht omkleden voor het onderzoek. Kijk, nu kon ik laten zien dat ik er een beetje over had nagedacht: mijn schattige vintage jurkje had ik namelijk niet voor niets aangetrokken. Het ‘omkleden’ hield in dat ik in tien seconden mijn hakken en slipje uittrok om vervolgens ‘gekleed’ voor het onderzoek plaats te nemen in de stijgbeugels. De blaaskatheter werd verwijderd en de bedoeling was dat ik een plasje zou deponeren in een soort trechter-achtig gevalletje. Het geklater klonk door de ruimte, en toen gebeurde het…

In de ruimte hing opeens een vreemde geur. Het duurde even voordat ik kon thuisbrengen wat het was. Beelden van die ochtend schoten vliegensvlug door mijn hoofd: ik zag mezelf staan in de keuken, hardnekkig lurkend aan een rietje in een glas aspergesap. Ja, aspergesap, ik verzin dit niet. Geen seconde had ik stilgestaan bij de penetrante urinegeur die volgt als je asperges hebt genuttigd. 

De onderzoeker keek op, snuffelde, werd een beetje bleek en trok zich terug in het uiterste hoekje van de kamer. Ik wilde de tijd terugdraaien naar het punt vóór mijn geboorte, of vluchten. Dat was schier onmogelijk, want het plasje roffelde rustig verder, haar weg vindend over mijn schattige vintage jurkje, de zijkant van de trechter, de stoel waar ik op zat en mijn benen. Terwijl de plaslucht steeds sterker werd, zette de arts wat raampjes open en deed ik wanhopige pogingen om goed te mikken. Na twee eindeloze minuten was het stil, de dampen trokken langzaam op en de onderzoeker gaf me stilzwijgend wat papieren doekjes en een handdoek. Het ‘aankleden’ duurde maar vijf seconden omdat ik zo snel mogelijk naar de wachtruimte wilde, waar Vriendin W. achter haar laptop achterstallig werk aan het inhalen was.

Alles kwam goed op het moment dat mijn naam werd geroepen door Dokter T. We keken op en onze monden zakten tegelijk open van verbazing. De hemel brak open: een ‘Doctor Mike’ -achtig type  stond voor ons. Kwijlend en hijgend volgden we hem naar de spreekkamer. Van het hele gesprek herinnerde ik me alleen dat hij aan het einde van de zomer een nieuwe afspraak wilde maken. Afspreken! Met Dokter T!

Onderweg naar huis besloten we om de snelweg te laten voor wat die was en rustig langs de Maas naar huis te rijden. Bij het tankstation haalden we een zak snoep. In de auto besefte ik opnieuw hoe fijn het is om een Vriendin W. te hebben, met wie ik de zware momenten kon delen, én ongecompliceerd kon lachen om wat achteraf gezien een hilarische situatie was. Thuisgekomen trok ik langzaam mijn schattige vintage jurkje uit en gooide deze in de was. De torenhoge hakken verdwenen in de schoenenkast, plank vier doos twee. Ik tekende een asperge in mijn ziekenhuisschrift en zette uiterst puberaal een hartje om de naam van Dokter T.

Wat is, is. Wat niet is, is niet. Zoiets.

8 Comments

  1. Ondanks de ellende die jij ondervind toch alles met humor bekijken. Your my kind of person. 😉

Reageren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *