Door de tijd op Donderdag - Vroeger

Vroeger: De weg naar huis

Toen ik na mijn studietijd in 1992 vanuit Maastricht in Venlo terechtkwam om films te maken,  leefde ik de eerste jaren uit een koffer, altijd paraat om te vertrekken. Ik vond mijn draai niet. Toch kreeg ik in de loop der tijd een verbondenheid met deze stad en haar inwoners die zijn weerga niet kende. En hoe verknocht ik was, werd duidelijk in de winter van 2016. 

Ik was opgenomen in het Erasmus MC Rotterdam, afdeling Neuro-endocriene Tumoren. Daar lag ik naast een vrouw die geopereerd zou worden aan een tumor in de hypofyse. Acht jaar geleden, toen mijn ziekenhuiscarrière begon, had ik ook zo’n gevalletje in mijn hoofd gehad. De angst van mijn buurvrouw voor de operatie en de onzekerheid over wat daarna kwam, kon ik me goed voorstellen. Het is tenslotte niet niks als een neurochirurg een tumor uit je hoofd moet gaan knutselen die zich op een uiterst linke plek bevindt. Been there, done that.

Om het niet te zwaarmoedig te maken had ik een spel bedacht: ‘Overtruuf je Buuv!’  We bestookten elkaar met moeilijke woorden die met onze ziektes te maken hadden. Functionele slecht gedifferentieerde carcinoïd tumor hadden we net gehad, evenals Gamma Knife bestraling met Cobaltbronnen en subcutane octreotide injectie. We zaten proestend van het lachen op bed en ik wilde net het woord Transphenoïdale hypofysetumor-resectie uitspreken toen de deur openging en de arts met in haar kielzog drie verpleegkundigen de kamer binnenstormde.

‘Goedemorgen mevrouw (hierbij keek ze Buuv aan), we gaan u nú verhuizen naar een andere kamer’. Ze was nog niet uitgesproken of de verpleegkundigen begonnen in rap tempo haar spullen in te pakken. Buuv keek me doodsbang en volledig in paniek aan, ik reageerde laconiek en zei: ‘Kunnen jullie mij dan meteen meeverhuizen naar die andere kamer, we hebben ons spelletje nog niet af’.  De arts bekeek me met een sombere blik aan en zei: ‘U wórdt ook verhuisd. Er is bij u een zeer besmettelijke en agressieve bacterie gevonden. Op dat moment begon Buuv te giechelen, waardoor de woorden ‘intraveneuze behandeling van een week, speciale isoleerruimte, bezoek alleen bij uitzondering en volgens protocollen’  verloren gingen in haar zenuwachtige gekakel.

Voordat ik het goed en wel in de gaten had, was Buuv de kamer afgereden en werd ik met bed en al verhuisd naar de isoleerkamer. De zorgvuldig opgehangen tekeningen van de kinderen, de kaarten van vrienden, het van thuis meegenomen dekentje en mijn knuffel bleven in eenzame stilte achter. Die dag vond ik het allemaal nog wel spannend en interessant: de dapperen die mijn kamer betraden waren steevast gehuld in een enorm pak, waardoor ze er als ruimtemannetjes uitzagen. Er hing zelfs een observatiecamera waar ik af en toe Mona Lisa-achtig glimlachend naar zwaaide. De tweede dag vond ik het al minder leuk, ik was inmiddels 24 uur bezig met een stevige kuur om de bacterie te bestrijden en voelde me hondsberoerd. Koffie kreeg ik in een plastic bekertje via een luikje in de deur aangereikt en moest ik onderaan vastpakken om besmetting te voorkomen. 

De derde dag lag ik nauwelijks aanspreekbaar in bed, lopen en bewegen ging niet meer. Een verpleegkundige vertelde tussen neus en lippen door dat de kuur die ik kreeg de DNA-structuur van het lichaam veranderde en kankerverwekkend was. In de avond van de vierde dag had ik een soort van Titanic moment, toen een vriendin bij het afscheid haar hand op de buitenkant van het raam legde. Die nacht lag ik stilletjes te snikken in bed, ik miste mijn kinderen verschrikkelijk en had alle hoop laten varen ooit nog beter te worden. 

De vijfde dag kwam ik psychisch in opstand. Woest was ik, dat me dit overkwam. Ik was opgenomen om een nieuw behandelplan te krijgen, niet om door zo’n agressieve bacterie gevloerd te worden. Ik stak mijn tong uit naar de bewakingscamera en mompelde obscene taal. Dag zes presenteerde de professor het nieuwe behandelplan: viermaal per dag injecties met tumorremmende medicatie. Kijk, daar had ik wat aan. Ik stopte onmiddellijk met het fluiten van het liedje ‘Waarheen leidt de weg?’  Dat had ik twee dagen lang gedaan, tot grote hilariteit van het personeel.

En toen mocht ik naar huis, het was de zevende dag. Als een dood vogeltje lag ik in de auto naast Vriendin W. die me voor de zoveelste keer het ziekenhuis uit had gesleept. Ik keek naar buiten terwijl de snelweg en het hele leven in alle donkerte aan me voorbij raasde. Praten deed ik niet, af en toe deelde ik een flard van een gedachte. Iets voor Venlo trok er langzaam een opgewonden gevoel door me heen. Ik krabbelde omhoog, pakte mijn telefoon en bij het eerste het beste bordje ‘Venlo’ maakte ik er een foto van.

Daarheen leidt dus die weg. Ik ben weer thuis.

Reageren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *